- dagdeel
- {{dagdeel}}{{/term}}1 〈algemeen〉 daily period; 〈met betrekking tot werk〉 shift ⇒ 〈ochtend〉 morning, 〈middag〉 afternoon, 〈avond〉 evening, 〈nacht〉 night♦voorbeelden:1 een baan van vijf dagdelen per week • a job for five mornings 〈enz.〉a/per week
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.